BERMBERICHTEN | 11. Inspiratie uit de berm
Irritant he,
als je in de tuin hebt gewerkt of in de natuur hebt gewandeld, en je merkt dat
er aan je sokken, of aan je trui allemaal zaden vastgehaakt zijn. De ultieme
aanhaker is de grote klis (foto, berm Boerenbuurt), met z’n grote bolvormige
vruchten met weerhaakjes. Maar ook andere soorten kunnen er wat van:
nagelkruid, wilde peen, wilde tijm.
De haakjes zijn
bedoeld om de zaden te helpen zich te verspreiden. Als zaadje kun je maar beter
een stuk uit de buurt van je moeder kiemen en vestigen, want anders moet je met
je moeder, én al je broertjes en zusjes concurreren om licht, water en
voedingsstoffen. Daarom hebben sommige zaden pluisjes om te zweven
(paardenbloem), draaien ze als helikoptertjes (esdoorn), of zitten ze in een
sappige verpakking om door vogels te worden opgegeten en elders te worden
uitgepoept (bessen). Andere zaden worden meegenomen en verstopt als
wintervoorraad door gaaien of eekhoorns (hazelnoten, eikels). Maar sommige
liften mee in de vacht van dieren – en in onze kleding.
De grote klis is
de inspiratie geweest voor de uitvinding van klittenband. De Zwitser Georges de
Mestral kwam in 1941 op het idee, nadat
hij zich verbaasde over hoe moeilijk hij klitten uit zijn kleding en uit de
vacht van zijn hond kreeg, die zich daar hadden verzameld tijdens hun
gezamenlijke dagelijkse wandeling. Hij merkte op dat klitten zijn overdekt met
kleine haakjes, waarmee ze zich in de kleding en de vacht vastgrepen. Mestral
zag mogelijkheden en ontwikkelde – met veel tijd en moeite – een
sluitingssysteem dat hij in 1951 in Zwitserland patenteerde. Patenten in
diverse andere landen volgden, waaronder in 1955 in de Verenigde Staten. Klittenband bestaat uit twee lagen: een
"haakzijde", die bestaat uit een stuk textiel bedekt met kleine
haakjes en een "luszijde", bedekt met nog kleinere harige lusjes (bron: wikipedia).
Mensen halen
wel vaker hun inspiratie uit de natuur. Klittenband is misschien wel het
bekendste voorbeeld, maar er zijn vele andere. Paddenstoelen hebben ons geleerd
om antibiotica te maken. De draad van spinnen wordt bestudeerd, de watervaste lijm
van mosselen, de steeksnuit van een mug, de zonnebrandwerende werking van een nijlpaardhuid,
de pootjes van de gekko die op muren en plafonds kan lopen. Dat alles om met
innovatieve oplossingen te komen voor de mensheid. De gekkopootjes hebben model
gestaan voor tapijttegels die zonder lijm kunnen worden neergelegd. De
wetenschap die zich met inspiratie uit de natuur bezighoudt heet biomimicry.
Ook op een meer
abstracte manier kunnen we inspiratie halen uit de natuur. We kunnen ons
verwonderen over de schoonheid van planten, paddenstoelen en dieren. We kunnen
zien hoe in de natuur alles met alles samenhangt en beseffen dat dat ook voor
onze maatschappij geldt. We kunnen groei zien, veerkracht, herstel- en
aanpassingsvermogen. In de natuur bestaat geen afval: alles wordt hergebruikt
in een eeuwige kringloop. En ongebreidelde groei is onmogelijk: er zijn altijd
grenzen aan de groei. Ja, de mensheid kan nog veel leren van de natuur. Daarvoor
hoef je niet naar een groot en ongerept natuurgebied Zelfs onze bermen bieden
al inspiratie als je leert om er anders naar te kijken en er voor open te staan.
Comments
Post a Comment