BERMBERICHTEN | 2. Arm of rijk?
Wat heeft
brandnetel (zie foto) te maken met arm en rijk?
A)
Met
brandnetels kun je heerlijke brandnetelsoep of stamppot maken voor weinig geld
B)
Brandnetels
zijn een rijke voedselbron voor rupsen van allerlei dagvlinders
C)
Brandnetels
groeien vooral op voedselrijke grond
D)
Waar
brandnetels groeien is het arm aan plantensoorten.
Vroeger dacht
ik dat een voedselrijke bodem goed is voor de natuur. We kopen bemeste
tuinaarde, en Pokon, de bos bloemen krijgt snijbloemenvoeding en in
tuinprogramma’s is men in de weer met stalmest en compost. Logisch toch dat
planten voeding nodig hebben?
Inderdaad
hebben planten naast water en licht ook nutriënten nodig zoals stikstof en fosfor.
En het klopt ook dat ze er harder van gaan groeien. Maar in de natuur concurreren
de snelgroeiende sterke planten, zoals brandnetel, de andere planten weg. Als je wilt
tuinieren met bemeste grond zul je dus moeten blijven schoffelen en wieden om
de sterkste planten in toom te houden en de zwakkere een kans te geven.
Herkenbaar?
In de natuur zie je op plekken die voedselarm zijn juist een grote verscheidenheid aan soorten. Neem de heide. Tegenwoordig grazen er meestal geen schapen meer maar krijgt de heide gratis en voor niks stikstof uit de lucht - en als men niet gaat plaggen of begrazen dan gaat gras zich uitbreiden en verdwijnt de heide.
Een
traditioneel gazon wordt zo beheerd dat het een gazon blijft, met één soort
gras, en misschien wat mos en madeliefjes. De biodiversiteit is laag. Het
beheer bestaat vooral uit het heel vaak maaien, zodat zich een dikke grasmat
vormt. Het maaisel blijft liggen en bemest de bodem.
Bij ecologisch
bermbeheer gaat het er om de bodem te ‘verschralen’, voedselarmer te maken. Dan
wordt het namelijk steeds soortenrijker. Het lijkt een paradox: hoe armer de
bodem wat betreft nutriënten, hoe rijker het aantal planten en dieren dat er
zal voorkomen. Dus als men maait moet het maaisel worden afgevoerd, want anders
gaan alle nutriënten de bodem in. Daarnaast moet men ook veel minder, en anders maaien,
waarover een volgende keer meer.
Veel gemeenten
en provincies en ook Rijkswaterstaat omarmen tegenwoordig het
ecologisch maaibeheer, omdat mooie bloemen- en insectenrijke bermen een lust voor het oog zijn, én omdat het goed is voor de
biodiversiteit. Wilde bijen, vlinders en andere bestuivers kunnen er het hele
jaar stuifmeel en nectar vinden. Deze trekken weer vogels en vleermuizen aan. Allemaal
dankzij ecologisch bermbeheer: hoe beter het lukt de bodem te verschralen, hoe
rijker de verscheidenheid aan planten en dieren. Een schijnbare tegenstelling
die eigenlijk vanuit de ecologie heel logisch is.
Weet je het
antwoord al op de brandnetelvraag? In de volgende blog onthul ik het antwoord.
Comments
Post a Comment